“Poppenspel hielp mij om mijn breakdance te innoveren”

Oliver Wagstaff

Theatermaker, danser en poppenspeler Oliver Wagstaff is één van de nieuwe makers die vrijdag 1 maart tijdens Hoge Ogen in ons Pop Up Podium een performance zal geven én deel zal nemen aan het panel. In dit interview zoomen we in  op zijn werk en bijzondere combinatie van skills. 

Wat is kenmerkend voor de manier waarop jij verhalen verteld?

Ik wil zowel dans, als puppetry, theater en breakdance combineren. Breakdance verrijken is daarbij altijd mijn uitgangspunt. Als kind begon ik met breakdance voor de lol, maar ook op een competitieve manier. Na veel voor jury’s en publiek te hebben opgetreden, was ik heel benieuwd naar wat dans zou kunnen zijn zonder het element van competitie. Ik vroeg me af welke manieren van dans nog meer bestaan. Dus ‘ontdekken’ is ook altijd een kenmerkend element van hoe ik verhalen vertel. 

Daarnaast ben ik gek op dingen die met jongeren te maken hebben. Als jongere breakdancer kwam ik er graag achter wat ik met mijn lichaam kon en nu ik ouder word ontdek ik met nieuwsgierigheid wat mijn lichaam nu nog voor mogelijkheden heeft. 

Waarom heb je gekozen voor nostalgie, wat lag er in het verleden voor jou om naar het nu te halen?

Jong zijn is interessant. De pubertijd is een vruchtbare grond; een toffe, maar ook moeilijke periode en zoveel wat er te ontdekken valt. Ik woonde zelf in een dorp waar niet zoveel gebeurde. Maar breakdance maakte het leven interessant. Die zomeravonden buiten dansen waren voor mij heel belangrijk. Summer in the city gaat vooral over mijn eigen jeugd en is eerdere een viering van jong zijn en ontdekken, dan dat het nostalgisch is. 

Breakdance is voor mij, sinds dat ik het begon te doen als jongere in een stil dorp, een manier om mijn lichaam te ontdekken, mijn krachten vinden en mij zelfverzekerd te voelen. Het bracht (en brengt!) mij veel positieve energie en hielp mij m’n eigen waarde te vinden. 

Hoe heeft het gebruik van poppen, jouw performance beïnvloed?

Ik weet nog dat ik werd gevraagd om te werken voor een andere poppenspeler, iemand die dat al 40 jaar deed. Het was een heel leuk project. Hij maakte poppen van schuimrubber en gaandeweg wilde ik ontdekken met welke andere materialen je kon werken. Ik experimenteerde met onder andere polyester en spijkerstof, hout en maakte ook poppen van plastic. Elke pop werd een soort dummy die bewoog op een unieke manier. Het werd een ontdekkingstocht van kijken wat het materiaal doet met de bewegingen en het lichaam van de pop, wat mij weer uitdaagden om op andere manieren te bewegen. 

Ik had een ruimte nodig om verder te oefenen met poppenspel en de innovatie van breakdance en die vond ik bij Nowhere (productiehuis in Amsterdam, red.). Zij zagen wat ik deed en hebben mij toen gevraagd om een stuk te maken voor het Over Het IJ Festival, een locatietheaterfestival dat elke zomer wordt gehouden op de NDSM-werf.

Welke uitdaging had je als nieuwe maker niet willen missen tijdens het maken van deze voorstelling?

Mijn grootste uitdagingen waren de locatie en het publiek dat best dicht op mijn performance zat. Ik wilde vormen vinden waar het publiek deel uitmaakte van de performance. Eerst wilde ik dat toevoegen aan wat ik al deed, maar na verloop van tijd merkte ik dat dat juist de basis werd. En publiekparticipatie valt mooi samen met een essentieel deel van breakdance: samenhorigheid, samen de dingen doen. 

Elk optreden nodig ik het publiek uit om de fantasie te laten vinden in de poppen. Ze zijn mijn dancecrew en het is tof om het publiek de fantasie te laten vinden en ook medelijden en compassie voor de poppen te laten vinden. Dat maakt het echt compleet.